In de dienst zondag ging het over de begrippen “ergeren” en “jaloers”.
Het eerste deel van het woord “ergeren” is “erg”. Als je daarover nadenkt komen er veel verschillende toepassingen naar voren: Het is erg mooi, maar ook: wat vind ik dat erg.
Je proeft iets van dat hetgeen je verwoordt, meer is dan vanzelfsprekend of normaal.
En als je er nog twee letters aan toevoegt krijg je “erger”. Dat kan nog meer zijn dan het woordje “erg”, zoals bijv. in “het werd steeds erger”. Maar ook kan het de eerste persoon enkelvoud zijn van het werkwoord “ergeren”. Ik erger me ziek aan ….
En zo komen we bij dat begrip “ergeren”. Dat begrip heeft een negatieve klank. Je kan het op diverse manieren omschrijven, bijv. aanstoot geven of nemen, irriteren, storen, iets of iemand doet iets wat jij niet fijn of goed vindt en jouw reactie daarop is afwijzend.
Ook in de kerk komt dat voor, mensen die zich ergeren aan het gedrag van anderen, binnen of buiten de dienst, of aan de liedkeuze in de dienst, of aan al die regels, vul maar in.
In Psalm 37 wordt dit gevoel toegepast als jouw reactie op mensen die zich niet aan Gods geboden houden en zo zaken najagen die daar tegenin gaan. Vandaag de dag zou je kunnen denken aan al die ethische discussies over het recht op zelfbeschikking. En het lijkt of al die actiegroepen de maatschappelijke discussie gaan winnen, tot zelfs in de wetgeving aan toe.
En dan roept David ons op:
“Erger je niet aan slechte mensen, wees niet jaloers op wie kwaad doen, zij verdorren snel als gras, zij verwelken als het jonge groen. Vertrouw op de HEER en doe het goede, …. Zoek je geluk bij de HEER, Hij zal je geven wat je hart verlangt. Leg je leven in de handen van de HEER, vertrouw op Hem, Hij zal dit voor je doen: Het recht zal dagen als het morgenlicht, de gerechtigheid stralen als de middagzon.”
“Wat je hart verlangt”? Dat brengt ons terug bij onszelf: wat verlang ik eigenlijk? Dat de ander zich gedraagt zoals ik denk dat het goed is? Dat de liederen die we zingen bij mijn voorkeur passen? Dat de regeltjes in de kerk mij niet in de weg zitten? Of moet mijn verlangen op een ander plan gebracht worden? Op het plan van God, die wil dat alle mensen Hem erkennen en liefhebben?
Ik hoop voor jou en mijzelf dat dit verlangen gaat uitstijgen boven mijn idee van wat goed en fijn is!
Dan hoop ik ook dat jaloezie verdwijnt, want als ik jaloers ben, ben ik niet meer tevreden met wat God mij geeft, maar voel ik mij akelig, omdat iemand iets heeft wat ik ook wil hebben. En jaloezie kan ontaarden in haat en nijd.
Dus hoop ik dat het mij gegeven wordt dat ik blij ben als iemand iets heeft wat ik ook wil hebben, dat ik dat hem of haar van harte gun, ja zelfs dat ik eraan mee wil werken dat hij of zij dat weet te verwerven.
Ik wens je (en mezelf) sterkte bij de strijd tegen ergeren en jaloezie.
Koos Lange