NLB 418: God, schenk ons de kracht
1. God, schenk ons de kracht
dicht bij U te blijven,
dan zal ons geen macht
uit elkander drijven.
Zijn wij in U één,
samen op uw wegen
dan wordt ons tot zegen
lachen en geween.
2. Niemand kan alleen,
Heer, uw zegen dragen;
zegen drijft ons heen
naar wie vrede vragen.
Wat Gij schenkt wordt meer
naar gelang wij delen,
horen, helpen, helen, –
vruchtbaar in de Heer.
3. Vrede, vrede laat
Gij in onze handen,
dat wij die als zaad
dragen door de landen,
zaaiend dag aan dag,
zaaiend in den brede,
totdat in uw vrede
ons hart rusten mag.
4. God, schenk ons de kracht
dicht bij U te blijven,
dan zal ons geen macht
uit elkander drijven.
Zijn wij in U één,
samen op uw wegen
dan wordt ons tot zegen
lachen en geween.
Nog even de zegen
Kinderen weten het drommels goed: na de collecte zal de dienst snel voorbij zijn. Het einde nadert: nog even de zegen en dan…. Je ziet het aan het gedrag van hun ouders: de handtasjes worden vast gevuld en anderen checken hun appjes en mail. Nog even de zegen als uitsmijter.
De betekenis van het einde van de dienst zouden we meer tot ons kunnen laten doordringen. Het is niet zomaar wat als de voorganger uitspreekt: ‘Gaat heen dragende de zegen van de Drie-enige’. Dat geldt niet in de eerste plaats voor mij als individu. We waren hier in deze dienst als gemeenschap en zo worden we ook heengezonden.
Ik kan me dat gemeenschapsgevoel heel goed voorstellen in tijden van spanning, aanvechting, lijden, geweld en oorlog. Dan ervaar je de kerk als een vluchtheuvel. De kerkdienst is een eiland van rust, veiligheid, bemoediging en kracht. Ook in onze tijd kan de kerkdienst die betekenis hebben. Gemeenschap tegenover individualisme, rust en stilte tegenover jachtigheid en informatiebombardement. Diepgang tegenover de oppervlakkigheid van de hedendaagse maatschappij.
De Duitse theoloog Dieter Trautwein schreef dit lied vanuit een positieve woordkeus in een taal en melodie die iedereen direct kan meezingen. Ad den Besten schreef er een mooie, aansprekende Nederlandse versie van. Het lied kreeg bekendheid in West-Duitsland bij de afsluiting van grote kerkelijke manifestaties, zoals de bekende Kirchentag. Ook in Oost-Duitsland leerde men het lied kennen in de tijd dat de kerk zuchtte onder de communistische dictatuur. In de aanloop naar de Wende in 1989/1990 werd het wekelijks gezongen ter afsluiting van de Friedensgebete en de Montagsdemonstrationen in de Nicolaikirche in Leipzig. In die tijd was de kerk daar een baken van hoop.
In de eerste strofe van het lied bidden we om kracht om dicht bij God te blijven, zodat geen macht ons uit elkaar zal drijven. Wanneer we één in God zijn, samen zijn wegen gaan, dan worden lachen en geween ons tot zegen.
De tweede strofe benadrukt dat de zegen van de Heer te rijk is om voor onszelf te houden: hij moet (uit)gedeeld worden! De zegen moet vruchtdragen in de Heer, in die zin dat we elkaar dienen, helpen, liefhebben en vergeven.
De derde strofe opent met te wijzen op de vrede die God gaf en die nog tot stand zal komen, zoals God haar beloofd heeft tot welzijn op aarde. We worden aangespoord om vrede als zaad door alle landen te dragen en dag aan dag te zaaien.
Als bijzonderheid van het lied wordt de eerste strofe na de derde letterlijk herhaald. Daardoor krijgt de tekst extra zeggingskracht. De dichter kijkt met een scheef oog naar psalm 126:6: ‘zaaien met tranen’. Maar hij gaat stappen verder.
Zing je dit lied aan het einde van de dienst, dan ontvang je meer dan: nog even de zegen. Ik stel me voor dat dit lied gezongen wordt aan het einde van de dienst op de laatste zondag voor de zomervakantie als een vakantiegroet:
‘zijn wij in U één,
samen op uw wegen
dan wordt ons tot zegen
lachen en geween.’
Kampen, juli 2019
Henk Schaafsma