Liedboek 982: In de bloembol is de krokus
- In de bloembol is de krokus,
in de pit de appelboom,
in de pop huist een belofte:
vlinders fladderen straks rond.
In de koude van de winter
groeit de lente ondergronds,
nog verborgen tot het uitkomt,
God ziet naar de schepping om.
- Elke stilte kent zijn zingen,
zoekt een woord en melodie,
ieder duister wacht een morgen
in dat licht is alles nieuw.
Het verleden bergt de toekomst,
wat die brengt, je weet het niet,
nog verborgen tot het uitkomt,
God alleen herschept en ziet.
- In ons einde is de aanvang,
in de tijd oneindigheid,
in de twijfel ligt geloven,
in ons leven eeuwigheid,
in de dood het nieuwe leven,
overwonnen alle strijd,
nog verborgen tot het uitkomt,
God alleen herkent die tijd
Weet je dat de lente komt?
Hoe vertederend is het om een kleuter te horen zingen: Weet je dat de lente komt? Ieder seizoen heeft zijn eigen sfeer en kenmerken. Als je er tenminste oog voor hebt. Leef je met de natuur, dan verwacht je in de lentemaand ook de boodschappers van die periode. Heb je het eerste speenkruid al gezien? Klein hoefblad al gespot? Is er bij jou plaats voor verwachting en verwondering? Of leef je jouw leven zonder “de tekenen der tijden” te verstaan? Het lijkt erop dat mensen steeds angstiger worden van wat er om hen heen gebeurt. Klimaatverandering, vluchtelingen, vervolging. Als jouw antenne op God staat afgesteld, dan weet je drie dingen zeker. Het is nog verborgen tot het uitkomt, maar:
- God ziet naar de schepping om
- God alleen herschept en ziet
- God alleen herkent de tijd.
Dit lied lijkt op het eerste gezicht over de naderende lente te gaan. De dichter beschrijft de lenteboden. Ze trekt in couplet 1 de conclusie: ‘In de koude van de winter, groeit de lente ondergronds, nog verborgen tot het uitkomt, God ziet naar de schepping om.’
Maar vervolgens graaft ze dieper: het blijft niet bij één lente. Wat nu nog verborgen is, zal straks aan het licht komen: het nieuwe leven komt er aan! De dichter neemt je aan de hand en zo leer je de tekenen van de tijden verstaan:
Couplet 2: ieder duister wacht een morgen, in dat licht is alles nieuw. Het is een voortdurend proces waarvan de uitkomst voor ons nog ongewis is: Het verleden bergt de toekomst, wat die brengt, je weet het niet. Maar wees niet ongerust: God alleen herschept en ziet. Er zit muziek in de toekomst: ‘Elke stilte kent zijn zingen, zoekt een woord en melodie.’
Alles heeft zijn tijd, zegt Prediker (3) en Paulus zegt het na: je moet leren onderscheiden waar het op aankomt. Daarvoor is fijngevoeligheid nodig. (Fil.1:8 en 9). ‘In ons einde is de aanvang. In de dood is het nieuwe leven, nog verborgen tot het uitkomt. God alleen herkent die tijd.’
Als je leeft van verwachting naar verwondering, zul je niet door schrik en angst overvallen worden: in elk couplet zing je uit: het is nog verborgen tot het uitkomt!
Nathalie Sleeth schreef tekst en melodie van dit lied. Zij was een Amerikaans kerkmusicus en muziektheoreticus (1930-1992). Evenals de tekst lijkt de melodie eenvoudig, maar er blijkt tijdens het zingen muzikale diepgang. Elke regel begint met een opmaat. In de eerste vier regels een wisselend interval op c gevolgd door een ‘accent’noot die een terts hoger ligt. Zo zijn het gebroken akkoorden die de basis van de melodie vormen. Zing dit lied vooral ingetogen, want er worden grootse en diepe dingen gezongen. Dat vraagt om een meditatieve wijze van zingen. ‘Het is een lied voor alle seizoenen, een levenslied, een stervenslied, een lied voor verwachting en vervulling’ zoals Anje de Heer treffend opmerkt. Daarom past het ook uitstekend in deze veertigdagentijd.
Henk Schaafsma
Kampen, 2 maart 2020