Op veel afbeeldingen van de mens Jezus is Hij een niet onaantrekkelijke jongeman, die vertrouwen inboezemt. Jesaja tekent een ander plaatje: “Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet bekoren.”
En de reactie van de mensen die Hij ontmoet (volgens de evangeliën waren dat er soms duizenden) lijkt ook niet op wat Jesaja tekent: “Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg en door ons werd verguisd en geminacht.” De tekening die Jesaja geeft herken je wel in de laatste uren van zijn leven voor de kruisdood, dan keert de massa zich van Hem af: Kruisig Hem! Inderdaad, een lijdende Jezus kan ons niet bekoren, inderdaad werd Hij door mensen veracht, verguisd en geminacht.
We zijn wellicht geneigd om met een beschuldigende vinger naar zijn tijdgenoten te kijken, en realiseren ons te weinig dat wij bij hen horen. Natuurlijk, wij weten meer dan zij toen, wij weten van zijn opstanding en hemelvaart en eren Hem daarvoor. Maar nemen we ook deze regels van Jesaja over: “Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam.”? Onze ziekte, vooral geestelijk, ons lijden, vooral doordat wij van nature niet meer bij God horen. En nog directer:
“Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken.” En iets verderop: “maar de wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen.” Ja zo is het, ook al realiseren we ons dat vaak niet en willen we het ook niet toegeven, maar het was ook onze schuld dat Hij zijn goddelijke plaats heeft prijsgegeven om onze schuld te betalen. Daarom kan Jesaja ook zeggen: “De straf die hij onderging bracht ons vrede, zijn striemen gaven ons genezing.”
Zonde en straf; je leest de laatste tijd daarover, er zou te weinig aandacht zijn voor het feit dat wij (jij en ik!) door ons gedrag, door de dingen die we doen of juist niet doen, schuld op schuld stapelen. Er moet voor betaald worden, dat is rechtvaardig, maar wij kunnen het nooit opbrengen, de schuld is te groot. De catechismus worstelt ook met die vragen: Er moet betaald worden, wij kunnen het niet, een ander schepsel kan het ook niet, er moet een Middelaar komen. Iemand die 100% mens is, zonder zonden. Ook moet die Persoon sterker zijn dan alle andere schepselen: Hij moet echt God zijn!
Want alleen als Hij echt God is, kan Hij de last van de toorn van God tegen de zonde dragen, de gerechtigheid en het leven voor ons verdienen en aan ons teruggeven. Is er zo Iemand te vinden? En dan komt het verlossende antwoord: Die middelaar, dat is onze Here Jezus Christus, tegelijkertijd echt God en een echt zondeloos mens. (HC zondag 5 en 6)
Een lijdende Christus, zijn aanblik kan ons niet bekoren, veracht, gemeden, verguisd en geminacht.
Ook door ons, zolang wij niet ten volle willen of kunnen erkennen dat Hij om jouw en mijn zonden is doorboord, om jouw en mijn wandaden is gebroken.
Op weg naar Goede Vrijdag en daarna (!) naar Pasen past het ons, om onze zonden te erkennen en berouw te tonen. Daarom als afsluiting een deel uit het Avondmaalsformulier:
“Hij liet zich boeien om ons vrijuit te laten gaan. Men dreef de spot met hem, zodat wij nooit meer te schande gemaakt zouden worden. Onschuldig werd hij ter dood veroordeeld, zodat wij voor Gods rechterstoel zouden worden vrijgesproken. Hij heeft zich zelfs laten kruisigen en de aanklacht tegen ons vernietigd door die aan het kruis te nagelen. De vloek die op ons lag, heeft hij door dit alles op zich genomen om ons met zijn zegen te vervullen. Ja, aan het kruishout heeft hij met lichaam en ziel de angstaanjagende verlatenheid van de hel ondergaan. Hij riep toen uit: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ Zó maakte Jezus Christus het mogelijk dat God ons als zijn kinderen aannam en ons nooit meer zou verlaten. Tot slot heeft hij door zijn bloed een nieuw verbond met God voor eeuwig rechtsgeldig gemaakt. Toen riep hij uit: ‘Het is volbracht!’ “
Wat een prachtig slot, ik herhaal die laatste woorden met een gevoel van grote opluchting en dankbaarheid: “Het is volbracht.”
Koos Lange