In de oude Hervormde bundel (1938) staat het lied “Als ik in gedachten sta”. (lied 46)
In dat lied staat de ik-persoon bij het kruis, waar Jezus zijn verlossing bewerkte door de schuld weg te dragen. En hij wordt geraakt door wat hij daar ziet en hoort. Want het is hartverscheurend als je ziet hoe Jezus lijdt. Tegelijk is het ook hartverwarmend als je de betekenis van dat lijden tot je door laat dringen.
We zijn op weg naar Pasen, maar dat kan niet zonder eerst stil te staan bij wat er op Goede Vrijdag gebeurde. Hoe Jezus de straf die op ons lag op Zich heeft genomen.
Na de zondeval heeft God zelf de mensen van kleren voorzien. Nu aan het kruis zijn de kleren van Gods Zoon afgenomen. De schaamte van Adam en Eva voor hun naaktheid en kwetsbaarheid werd bedekt. Maar Jezus hing aan het kruis, zonder bedekking, in alle kwetsbaarheid. De voltrekking van de straf die de mens heeft verdiend is uitgesteld, want hij kon die niet dragen. Nu draagt Gods’ Zoon die straf, inclusief het door God verlaten zijn.
Jezus’ lijden mondde uit in die drie schitterende woorden “Het is volbracht”. Alle schuld, alle schaamte, alle kwetsbaarheid droeg Jezus mee, het graf in. Hij legde zijn levensgeest in de handen van zijn Vader, om die op zondagmorgen weer terug te nemen. Een nieuw leven, mooier, sterker, wonderlijker nog dan het aardse leven dat Hij had voor zijn kruisdood.
En wat een schitterende belofte: dat nieuwe leven geeft Hij ook aan jou en mij. Want nu de Heer is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan, een leven zonder schaamte, zonder kwetsbaarheid, een leven door zijn dood bereid, een leven tot in eeuwigheid.
Maar eerst moest het dus Goede Vrijdag worden. Bid mee met liedboek 1973 lied 177. Misschien ook wat “ouderwetse” woorden, maar ik neem ze hier toch maar over:
Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten,
in deze zee verzinken mijn gedachten:
o liefde die, om zondaars te bevrijden,
zo zwaar moest lijden.
‘k Zie U, God zelf, in eeuwigheid geprezen,
tot in de dood als mens gehoorzaam wezen,
in onze plaats gemarteld en geslagen,
de zonde dragen.
Laat mij, o Heer, uw wond’re wijsheid prijzen,
dwaasheid en ergernis voor wereldwijzen,
laat mij uw kruis dat sterken zwakheid noemen
als sterkte roemen.
En ook het lied dat ik in het begin noemde deel ik graag met jullie:
Als ik in gedachten sta,
bij het kruis van Golgotha,
als ik hoor wat Jezus sprak,
voor zijn oog aan ’t kruishout brak.
Hoe nog stervende zijn mond,
troost voor vriend en moeder vond,
weet ik: Hij vergeet ons niet,
schoon Hij stervend ons verliet.
Op zijn kreet: “Het is volbracht,”
antwoordt mijn aanbidding zacht:
Jezus, ook voor mij verwierf,
Gij verlossing, toen Gij stierf.
Hoor ik, hoe het laatst van al,
Hij zijn geest aan God beval,
weet ik ook mijn geest en lot,
in de handen van mijn God.
Koos Lange