Ja, inderdaad, een contaminatie. Niet zomaar, maar omdat er in jouw en mijn leven vaak zulke rare en onjuiste ‘contaminaties’ zijn. We zijn lid van een kerkgezin, maar voelen ons vaak meer verbonden met andere verbanden. De nonchalance van Kaïn is er ook (te) vaak bij ons.
Twee-en-twintig jaar geleden is er in onze gemeente een boekje verspreid: “onderling pastoraat”. Misschien herinneren sommigen van ons zich dit nog. Ik gebruik enkele opmerkingen uit dit boekje voor deze overdenking. De eerste twee staan in de inleiding: het boekje is “bedoeld als handreiking …. om als hoorders van het Woord ook daders te zijn” … “We zijn op weg naar een groots koninkrijk en we willen niemand onderweg verliezen.”
Verderop in het boekje wordt de vraag gesteld: Past het onderling pastoraat nog wel in deze tijd? En hoewel die vraag gesteld is in het jaar 2000, is die vraag ook vandaag (nog) wel te stellen. Er wordt gewezen op de toenemende individualisering, waarbij men zo min mogelijk afhankelijk is van anderen, zeker als het gaat om normen en waarden. Dat bepaal ik zelf wel uit! De hand zegt dan tegen de voet: Ik heb jou niet nodig! Maar op die manier verliezen we de aansluiting met het Hoofd van ons kerklichaam: Jezus Christus.
Een volgend onderdeel in het boekje gaat over troosten en bemoedigen. Daarin wordt gewezen op de mensen in onze omgeving, in de kerk, die troost nodig hebben (denk aan de sterfgevallen waar afgelopen zondag aandacht aan gegeven is in het gebed). Troosten, dat is dan niet het verdriet, de pijn, het gemis wegnemen, maar met die ander delen in dat verdriet, die pijn, dat gemis. Door er gewoon te zijn, een arm om iemand heenslaan en (waar nodig) de helpende hand toesteken. Bemoedigen is vaak heel eenvoudig door de ander (en jezelf) de spiegel van Gods liefde voor te houden. Want ook in verdriet, pijn en gemis is God niet de grote afwezige, maar de Vader die al die pijn kent en je wil helpen dragen. Ga dan niet zoeken naar verklaringen, zoals de vrienden van Job deden, maar zoek samen God op roep samen “Help”.
In het laatste onderdeel wordt opgeroepen om de volgende woorden na te zeggen: “Ik ben echt lid, van een echte gemeente van een echte God.” Daarbij wordt gewezen op de noodzaak om je in te zetten voor een ander, vervolgens op de (on)mogelijkheden/gaven die je nodig hebt om dat te doen en tenslotte op de vraag of de ander jouw aandacht wil en kan aanvaarden. Hou daarbij in het oog dat je samen met die ander iets gemeenschappelijks hebt: hetzelfde kerkgezin, dezelfde Vader, dezelfde Redder. Tot slot in deze overdenking de opmerking dat ik recht heb op jouw aandacht, en dat jij recht hebt op die van mij. Nee, dat bepaal ik niet zelf uit, dat is een lichamelijk recht.
Moeilijk? Lastig? Onmogelijk? Te veel gevraagd? WWJD? Dit lied was zondag aan het einde van de dienst te horen:
Hij zoekt ons op als wij verdwaald zijn.
Wie is gevallen, richt Hij op.
Wij liepen vast, maar Jezus wijst ons
het nieuwe leven, dicht bij God.
Hij vergeet ons niet.
Onze God voorziet.
Wij volgen Jezus, de Messias,
hemelse gave van God.
In hem is leven, vreugde en overvloed.
Niets ontbreekt door wat God aan ons geeft.
Hij is het brood dat ons verzadigt.
Al zijn we arm, Hij maakt ons rijk.
Wij waren naakt, maar Hij bekleedt ons.
Hij deelt met ons zijn koninkrijk.
Koos Lange