Kort geleden hoorde ik een overdenking* over de laatste uren van de “Ik ben” vóór en bij zijn kruisiging. Daarin ging het over de kleren van Jezus en wat daarmee gebeurde.
1 – Jezus verkleed
Een verkleedpartijtje? Leuk, maar, wat vind je van dit laaghartige omkleedspektakel? De soldaten hebben opgevangen dat deze Mens betiteld werd als Koning. Nou, dat zullen ze ‘m dan eens even maken! Een paar dode, dorre doorntakjes die als aanmaakhoutjes bij het vuur liggen, vormen zijn koningskroon. Zo wordt hij een heuse brandhoutkoning. Een roodgekleurde soldatenmantel wordt hem omgehangen en zo lijkt hij een ware speelgoedkoning om wie je kunt lachen en gieren. Nu nog een stokje in z’n hand als scepter en hij lijkt echter dan echt. En zo kun je ‘m al spuwend eer bewijzen. Lang leve de lol! En, lang leve de Koning!
O ja, IK sta erbij. Jij ook? Terwijl ik daar bij die kerels sta klinkt er een lied: Is dat, is dat mijn Koning? Moet Hij dat spotkleed dragen, dat riet, die doornenkroon? Lijdt Hij die smaad, die slagen? Hij, God, uw eigen Zoon! Nu alstublieft eens even geen onzin en nonsens. Pure ernst past. Wie is deze lijdende Koning voor mij? Ja, ik kost Hem die slagen, die smarten en die hoon; ik doe dat kleed Hem dragen, dat riet, die doornenkroon. Ik sloeg Hem al die wonden, voor mij moet Hij daar staan, ik deed door mijne zonden Hem al die jammeren aan. Laat mij toch nooit vergeten die kroon, dat kleed, dat riet; dit troostte mijn geweten: ’t is al voor mij geschied.
2 – Jezus aangekleed
Het spelletje is gespeeld. Wat nu? Er is werk aan de winkel voor de mannen. Na de conclusie dat Pilatus met deze zogenoemde koning niets beginnen kan, heeft hij hem aan de meute overgegeven.
Ik weet niet hoe jij erover denkt, maar al lezend, krijg ik toch wat medelijden met deze soldaten. Immers we lezen: ‘En toen zij Hem bespot hadden, trokken zij Hem de purperen mantel uit en trokken Hem Zijn eigen kleren aan en leidden Hem naar buiten om Hem te kruisigen.’ Ze trokken Hem Zijn eigen kleren aan. Die mantel die Hij droeg toen Hij de kinderen zegende en toen Hij de broden brak en vermenigvuldigde. Die Joodse jas met die gedenkkwasten die ooit was aangeraakt door een zieke vrouw. In die kledij moet Hij naar de executieplaats. Zo en niet anders. In zijn eigen kleren. In zijn werkkleren. Zo gaat Hij de dood tegemoet. De koning gaat gekleed als één van Zijn onderdanen. Zo gaat Hij naar Zijn troon. In burgerkleren. Als één van ons.
En IK sta erbij en ik kijk ernaar en opnieuw hoor ik een lied over de Koning-knecht: Hij kwam bij ons, heel gewoon, de Zoon van God als mensenzoon. Hij diende ons als een knecht en heeft zijn leven afgelegd. De koningsmantel wordt Hem uitgetrokken en de werkkleren worden Hem aangedaan. In mijn plunje draagt Hij het kruis. In mijn alledaagse pak gaat Hij naar de dood. En nu lees ik niet: ‘Ze trokken Hem Zijn eigen kleren aan’, maar ‘Hij trok mijn eigen kleren aan!’
3 – Jezus uitgekleed
Ondertussen hebben de soldaten een hele kruisstatie gelopen. Met vallen en opstaan. En nadat ze Hem op de executieplek gekruisigd hebben, is het nu weer tijd voor iets anders. Enige uren geleden hebben ze Hem verkleed en weer aangekleed en nu… nu hebben ze Hem zojuist helemaal uitgekleed. Tot op het blote bot. Naakt en bloot. Het hoopje kleren dat Hem toebehoorde, ligt onder het kruis. En ze gaan met een dobbelspel zijn kleren verloten.
IK ben meegelopen. Net als deze soldaten. Net als Simon van Cyrene. Net als Jezus’ vrienden. Net als Zijn moeder. Nee, over een lendendoekje of vijgenblad lees ik in geen enkel Evangelie. Letterlijk: Uitgekleed. Ik wil het niet horen. Ik wil het zeker niet zien. Daar hangt Hij: naakt en ontbloot. Hoe noemen we deze dracht ook alweer? Ik weet het. Ik kom erachter aan de voet van het kruis. Adamskostuum. Jezus uitgekleed. De mens zoals God hem ooit schiep. Gaaf en goed. De eerste Adam, zonder enige schaamte, zonder kleren. Daar hangt de Tweede Adam, schandelijk naakt.
Opnieuw hoor ik een lied op de plek van het oordeel. Psalm 22 komt terug in woord en melodie: ‘Mijn lijf verteerde tot de lege som van mijn geraamte’. Waarom? Ik hoor een stem: ‘Ik voor u, daar gij anders….’; ‘Ik ben ontkleed voor jou, om jou te kleden met de kleding van het heil’; ‘Ik ontbloot, om de schande van jouw naaktheid met de mantel der liefde te bedekken’; ‘Ik voor u!’ Waarom? Daarom!
’t Is uiteindelijk niet de kille humor van een stel soldaten, maar de warme genade van God. In de taal van Jezus heet het ‘we cheen Adonai’. En in het Jiddisch hoor ik zomaar het woordje ‘gein’. Wie had dat ooit kunnen bedenken; Gods genade, Gods gein in een verklede, aangeklede en uitgeklede Jezus… En weet wel: het is geen geintje, want daarvoor is Zijn genade te groot. Wie deze gein/genade vat, die heeft eeuwige, blijde toekomst… De ego eimi, de “Ik ben”, draagt de schuld van mij, van jou.
Koos Lange
* Groot nieuws radio 7 maart; emeritus-predikant binnen de PKN Jozias de Koeijer mediteert over Marcus 15: 16-24.