In de bijbel wordt Gods aanwezigheid vaak aangeduid door Hem in of op een wolk aan te duiden. Soms een lichte, soms een donkere wolk. Enkele voorbeelden:
- God vergezelde het volk Israël tijdens de woestijnreis in een wolk. En God spreekt met Mozes vanuit de wolk op de Sinaï.
- Zowel bij de inwijding van de tabernakel als later bij de tempel laat God zien dat Hij daar aanwezig wil zijn door met een wolk de tabernakel en de tempel te vullen.
- Ook de profeten zien de aanwezigheid van God doordat een wolk de tempel vult.
- En bij de verheerlijking op de berg vertoont de Vader zich aan Jezus, Mozes, Elia en drie discipelen in een wolk, van waaruit Hij sprak: dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind ik vreugde. Luister naar Hem.
- In Daniël 7:13-14 lezen we: In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden Hem.
En dan, op de dag dat Jezus van de aarde teruggaat naar zijn Vader lezen we:
Toen Hij dit gezegd had, werd hij voor hun ogen omhoog geheven en opgenomen in een wolk, zodat ze Hem niet meer zagen (Hand. 1:9). Jezus is weer samen met de Vader. Kort daarvoor had Hij de discipelen nog bemoedigd door de komst van de Heilige Geest te beloven.
Is dat dan het einde? Moeten we het daarmee doen? Een machtig man, die zegenrijk en heel makend een tijd op aarde vertoefde? De engelen vertellen aan de omhoog starende discipelen: Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan.
Dus, toen in een wolk, straks weer in of op een wolk?
Blijkbaar wel. Jezus had dit al aangekondigd: Maar dan zullen ze op een wolk de Mensenzoon zien komen, bekleed met macht en grote luister (Lucas 21:27).
Ook in de Openbaring aan Johannes wordt dit beeld gebruikt: Toen zag ik dit: een witte wolk, en daarop zat iemand die eruitzag al een mens. Hij had een gouden krans op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand (Op. 14:14).
Als een mens, een duidelijke en veelzeggende verwijzing naar Jezus, zoals Hij zich heeft laten kennen tijdens zijn leven op aarde. Nu met een gouden krans als een aanduiding van zijn koninklijk gezag en goddelijke eer. En ook een scherpe sikkel, als teken van zijn bevoegdheid als rechter.
Dus…
Blijf niet stilstaan bij die éne gebeurtenis, toen, maar bereid je voor op zijn wederkomst:
Bijvoorbeeld met lied 117 (LvK 1973): Hoe zal ik U ontvangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet, der wereld hoogst verlangen, des harten heiligst goed? Wil zelf uw fakkel dragen in onze duisternis, opdat wat U behage ons klaar en zeker is. Nog eens zal Hij verschijnen als richter van ‘t heelal, die ‘t hoofd van al de zijnen voor eeuwig kronen zal. Nog is die dag verborgen, wacht hem gelovig af, terwijl de grote morgen reeds schemert boven ‘t graf.
Koos Lange