Er spelen vandaag de dag best wel veel onderwerpen waar we als gelovigen een antwoord op zoeken; ik noem er zo maar een paar: samenwonen, vrouw in het ambt, toelating Avondmaal, bezoeken en invulling tweede kerkdienst. Onderwerpen waarbij de één zich ernstig zorgen maakt over de ontwikkeling in de kerk, en waar de ander blij wordt van de veranderingen. Hoe ga je met al die onderwerpen om, zo, dat je elkaar vasthoudt?
Met drie teksten uit het evangelie van Mattheus en één tekst uit de eerste brief van Petrus wordt hierin een weg gewezen en in zekere zin deze vraag beantwoord; daar hoef ik verder geen eigen tekst bij te bedenken:
‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’
‘Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?’ Hij antwoordde: ‘Waarom vraag je me naar het goede? Er is er maar één die goed is. Als je het leven wilt binnengaan, houd je dan aan zijn geboden.’ ‘Welke?’ vroeg hij. ‘Deze,’ antwoordde Jezus, ‘pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, toon eerbied voor uw vader en moeder, en ook: heb uw naaste lief als uzelf.’
‘Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”’
‘Heb elkaar vóór alles innig lief, want liefde bedekt tal van zonden. Wees gastvrij voor elkaar, zonder te klagen. Laat ieder van u de gave die hij van God gekregen heeft, gebruiken om de anderen daarmee te helpen, zoals het goede beheerders van Gods veelsoortige gaven betaamt.’
Koos Lange