Van ver, van oudsher aangereikt
Liedboek 326
1. Van ver, van oudsher aangereikt,
een woord dat toch niet van ons wijkt,
nabij en nieuw ons aangedaan,
weer vlees geworden, opgestaan!
2. Dit woord komt tot ons op de wind.
Het zoekt een huis, een wijs. Het vindt
gehoor bij mensen, onderdak.
Dit woord, dat God van oudsher sprak.
3. Dit woord blijft leven in een lied.
Waar mensen zingen sterft het niet,
als adem die de harten voedt,
als lente die ons bloeien doet.
4. Dit lied dat onze nacht verstoort
wordt keer op keer als nieuw gehoord.
Het breekt zich baan in morgenlicht,
een nieuwe dag, een vergezicht.
5. Van ver, van oudsher aangezegd,
een naam, opnieuw op ons gelegd,
een woord, dat onze monden vult,
een lied, dat Gods gelaat onthult.
6. O woord, zolang ons toegedaan,
zet ons opnieuw tot zingen aan:
gezegend, hier en overal
die is, die was, die komen zal!
Naamzoeker aan de horizon!
Een woordzoeker is een puzzel of woordspel, waarbij een bepaald aantal woorden gevonden moet worden in een blok gevuld met letters. Ouders die een kind verwachten raadplegen vaak een naamzoeker om een idee te krijgen voor de naam van de baby die komt. Aan het lied van de maand zou je beide titels mee kunnen geven.
Het lied dat Sytze van der Zee schreef, is gestoeld op de melodie van een middeleeuws kerstlied: ’Puer nobis nascitur’. De melodievariant die hier gebruikt wordt, komt uit het Hannoverse gezangboek van 1646. Van der Zee schreef het in 1988 als kerstgroet. We zullen zien dat er elementen van Kerst, Pasen, Pinksteren en wederkomst in het lied te herkennen zijn.
De korte inhoud van het lied:
- Van achter de horizon van de tijd wordt mij een woord aangereikt, (vers 1)
- dat woord zoekt onderdak, een huis, een wijs, (vers 2)
- dat woord komt daar tot leven in een lied, mensen nemen het zingend ter harte, (vers 3)
- het lied breekt door de duisternis heen in morgenlicht, (vers 4)
- op de nieuwe dag klinkt een naam, het woord wordt een mens: die is, die was en komen zal. (vers 5 en 6)
Vers 1 doet onmiddellijk denken aan Kerst: Het Woord is vlees geworden. (Joh.1) Het herinnert ook aan Pasen: ‘weer vleesgeworden, opgestaan!’
Vers 2 doet denken aan Pinksteren. De woorden brengen Handelingen 2:1 in herinnering: ‘Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde’.
In vers 4 vinden we de paasmotieven ’morgenlicht’ en ‘nieuwe dag’. Zij lopen parallel met vers 1: weer vleesgeworden, opgestaan. Er klinkt ook een eschatologisch motief in door. Het morgenlicht verwijst naar Petrus die schrijft, dat we onze aandacht moeten blijven richten op het morgenlicht, dat ’als een lamp in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart’. (2 Petrus 1:19)
Vers 5 is een samenvatting van wat ‘van ver, van oudsher’ aangezegd wordt: een naam, woord en lied. De naam die wordt opgelegd verwijst naar de priesterzegen. (Num. 6:27)
In vers 6 richten we ons als in een bede tot het woord dat ons al zo lang vergezelt. Al zingend keert zo het Woord naar God terug. De woordzoeker vindt een naam en lied. De naamzoeker vindt een mens: die is, die was en komen zal.
Sytze van der Zee schreef een prachtige kerstgroet die vol staat van verwijzingen naar de heilsfeiten: Kerst, Pasen, Pinksteren en wederkomst. Gezongen op de oude wijs verbindt het oude en nieuwe tijden met elkaar. Mooi om het zowel in de kersttijd als in de paastijd te zingen.
Henk Schaafsma
Kampen, 3 december 2019