Eén is de Heer, de God der goden. Liedboek 310 |
||
|
Zing de Wet van Troost!
We kennen de wet van de zwaartekracht, van Archimedes en van Newton. Maar ken je de wet van Troost?
Het is traditie om in erediensten, ‘s morgens, de Tien Woorden voor te lezen. De laatste jaren zien we een verandering. De Tien Woorden worden niet meer gelezen uit Exodus 20. Er worden leefregels uit het Nieuwe Testament gelezen, bijvoorbeeld uit de Bergrede of uit Paulus’ brieven. Voorgangers geven daarmee aan dat ze meer variatie willen. De vaak monotone voordracht in hetzelfde taalkleed kan leiden tot sleur. Een goede liturgische traditie kan verworden tot een uitgesleten ritueel.
Weet je, dat het in de kerk van de Middeleeuwen en van de Reformatie helemaal niet de gewoonte was om de Tien Woorden op te zeggen of voor te dragen? Ze dienden als boetedoening van de gemeente. Calvijn en Luther wilden hieraan vasthouden. Zij schreven zelf berijmingen. De berijming en toonzetting van Marot kwam in een vertaling van Datheen en Voet later in onze psalmberijming van 1773 terecht. Voor elk gebod een vers en dan nog een inleidend en uitleidend couplet. Vele generaties hebben na de plechtige, gedragen voorlezing van de Tien Woorden het laatste couplet van Gezang 1 gezongen: ‘Och of wij uw geboon volbrachten” enz. ‘Op de wijs van Psalm 140’ werd er dan bij gezegd voor de organist. En daar ging het dan twee keer mis: Vanouds worden de Tien Woorden gezongen worden in de berijming
en op de wijs die er speciaal voor was geschreven door Marot. Later kreeg Psalm 140 diezelfde wijs. Gezang 1 uit Enige Gezangen raakte echter buiten gebruik. Het was veel te lang om in zijn geheel te zingen
en de tekst raakte verouderd.
De samenstellers van het Liedboek uit 2013 wilden de liturgische gewoonte om de Tien Woorden als gemeente te zingen nieuw leven inblazen. Ze zochten een goede, nieuwe, eigentijdse berijming. Dat werd de Wet van Troost! De dichter-dominee maakte een mooie berijming op de aloude wijs. Het aantal coupletten heeft hij beperkt tot vijf: twee geboden per vers en geen in- en uitleiding. Zelf zei Troost erover: ‘Ik heb geprobeerd de Tien Woorden niet kort- en domweg op elkaar te stapelen, maar de tekst zo te schrijven dat een zeker verband tussen de opeenvolgende woorden oplicht.’
Geen moraliserende teksten dus, maar mooie taal met zeggingskracht, zoals in vers 3:
‘Sla wat het voorgeslacht ons leerde
niet onnadenkend in de wind.
Dood nooit wie zich niet kan verweren –
wie drift bemint wordt ziende blind.’
In vers 1 en 5 geeft Troost in de laatste twee regels een mooi kernachtig motto mee aan de verkondiging van de Tien Woorden:
Eén is de Heer, de God der goden
Ga op de weg van Gods geboden –
er is geen god die zo bevrijdt!
Deze berijming maakt het mogelijk om de Tien Woorden op verschillende plekken in de eredienst te zingen: aan het begin als spiegel voor de schuldbelijdenis, of na de preek als genadeverkondiging ziende op Jezus Christus of ook voorafgaande aan de viering van het Heilig Avondmaal of het einde van de dienst als heenzending. Steeds zal het klinken als een wet van troost voor jouw leven van elke dag.
Henk Schaafsma,
Kampen, 30 oktober 2019