Liedboek 816
Rene van Loenen
1 Dat wij onszelf gewonnen geven
aan het bevrijdende bestaan,
aan wat ons uitdaagt om te leven.
Dat wij de stille roep verstaan.
2 Dat wij versteende zekerheden
verlaten om op weg te gaan.
Dat niet de greep van het verleden
ons achterhaalt en stil doet staan.
3 Omdat de huizen die wij bouwden
geen onderkomen kunnen zijn.
Omdat het bloedeloos vertrouwde
ons achterdochtig maakt en klein.
4 Dat wat wij hebben ons niet gijzelt,
dat wij van elke dwang bevrijd
naar onbekende plaatsen reizen.
Dat Gij ons onderkomen zijt.
Een goedbedoeld advies aan mensen die zich zorgen maken, luidt vaak: ‘Je moet het leren loslaten’. Of: ‘je moet het anders vastpakken!’ Bedoeld wordt dat jouw slapeloosheid – over je kinderen, over de ellende in de wereld, over machtsmisbruik – weinig helpt. ‘Laat het toch los’ klinkt het, maar dat gaat niet zo eenvoudig. Een ballon laat je los, en een hond, maar als je dat doet, zie je ze ook nooit meer terug. Dit lied wijst een andere weg: niet loslaten, maar gewonnen geven. Velen van ons zitten behoorlijk vast in hun dagelijks bestaan: baan, gezin, huis en hypotheek, familie, vrienden en buurt. Een comfortabel bestaan, dat ons tegelijk kan ‘gijzelen’. Het zijn ‘versteende zekerheden’. Dit lied probeert ons los te weken uit die beklemming. De schrijver, Rene van Loenen, stond aan het sterfbed van een goede vriend. Die vond het moeilijk om afscheid te nemen van het leven, van alles om hem heen, merkte de dichter. Daarom schreef hij voor hem een lied dat appelleert en tot keuzes dwingt. Toch werd het geen protestsong.
Geen opdracht: jij moet nu alles loslaten. Nee, van Loenen schreef een gebed. In de aanvoegende wijs, die nederig en afhankelijk maakt. We hebben er wel een gebed voor nodig om onszelf gewonnen te kunnen geven, om in beweging te komen, om bevrijd te worden uit onze comfortzone of uit dat wat ons in een beklemmende houdgreep heeft. Met de dood voor ogen maar net zo goed midden in het leven. We moeten niet leren loslaten, we moeten ons gewonnen geven. Om zo ‘de stille roep’ te kunnen verstaan. Wat dat is? Het lied benoemt het niet (maar de woorden roepen het zachte suizen op waarin God zich openbaarde aan Elia). De laatste regel van het lied zegt meer: ‘Dat Gij ons onderkomen zijt’. Het roept psalm 91 in herinnering: ‘Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en in de schaduw van de Ontzagwekkende, zegt tegen de Heer: ’Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op u vertrouw ik’.
De naam van God wordt niet met zoveel woorden genoemd, maar het is duidelijk tot Wie het is gericht. De bede om in beweging komen, ‘dat we van elke dwang bevrijd naar onbekende plaatsen reizen’ (4) zet ons in het spoor van geloofshelden: Abraham, Mozes, Ruth. En Jezus: Hij gaat ons voor en zegt: Volg Mij.
De melodie past mooi bij de ingetogenheid en afhankelijkheid van een gebed. Zing de eerste twee regels van elk couplet op een adem. En let op bij de laatste regel want daar valt het accent steeds op een kwartnoot: ‘Dat wij de stil-le roep verstaan’. Daar word je dan even stilgezet bij een belangrijk woord.
Dit is een lied met grote diepgang. Het kan goed gezongen worden bij een naderend sterven of overlijden van een geliefde, maar daar zeker niet alleen. Wacht niet met zingen tot je op een of andere manier in de klem zit. Dit lied stimuleert het nadenken over dat wat het belangrijkste in ons leven is: pelgrims onderweg naar het onderkomen bij God.
Henk Schaafsma
– Een uitgebreide bespreking is te op www.liedboekcompendium.nl. Zie ook EREdienst jg 45 nr 5 (september 2018), p. 13.
– Speel en zing de melodie vanuit de kwartnoot, in een soepel doorgaande beweging.
– De begeleiding is te vinden in het begeleidingsboek bij het Liedboek. In EREdienst jg 45 nr 5 (september 2018) is een zetting met vier variaties voor orgel te vinden van Johan Haaksma. Meer informatie: https://www.eredienst.com/index.php/tijdschrift-eredienst.