Troostlied in coronatijd – Liedboek 391
Hij ging van stad tot stad
1. Hij ging van stad tot stad, Hij sprak:
‘Tot u ben ik gezonden’
Voor zieken en gewonden
had Hij een woord, een onderdak.
Refrein
Alles heeft Hij welgedaan.
Tot wie zou ik anders gaan?
2. Hij gaf aan blinden het gezicht,
de nacht heeft Hij verdreven,
gaf doden weer het leven
waar Hij voorbijging werd het licht.
Refrein
3. Daags voordat Hij gestorven is,
heeft Hij het brood genomen:
‘Hiertoe ben ik gekomen,
doe dit tot mijn gedachtenis.’
Refrein
4. En al wie Jezus’ naam belijdt
zal wonderen verrichten
en als een lamp verlichten
de lange gang van onze tijd.
Refrein
Het zijn de dagen van het virus: corona. Het zijn de dagen voor Pasen: Christus met de doornenkroon. Dagen van ontreddering en lijden, onzekerheid en hulpeloosheid. We zoeken houvast en bemoediging. De samenstellers van het Lied van de Maand zullen niet
bevroed hebben, dat dit lied met dit refrein ons zo van pas komt in deze dagen. Kijk omhoog:
‘Alles heeft Hij welgedaan,
Tot wie zou ik anders gaan?’
Dit bemoedigende refrein is geen doekje voor het bloeden. Het is de conclusie die de dichter trekt als hij Jezus leven aan zich voorbij ziet gaan:
‘Hij trok van stad tot stad’ (Lucas 8:1) en loop maar zingend met hem mee:
‘Voor zieken en gewonden, had Hij een woord, een onderdak.’ (couplet 1)
‘Hij gaf aan blinden het gezicht ( 9), gaf doden weer het leven’ (couplet 2)
Hij vierde het laatste avondmaal en stelde het voor altijd in (Lucas 22: 1 9) (couplet 3)
Het resultaat van zijn rondgang door het leven is:
De nacht heeft Hij verdreven, waar Hij voorbijging werd het licht! ( 1) (couplet 2) Dat was ook de bedoeling zegt Hij daags voordat Hij gestorven is: ‘Tot u ben ik gezonden en hiertoe ben ik gekomen,’ vier de maaltijd van de Heer voortaan tot mijn gedachtenis. (couplet 3)
Huub Oosterhuis heeft het lied zo mooi geconstrueerd, dat het daarbij niet blijft. Aan de maaltijd op Witte Donderdag wordt het stokje als het ware doorgegeven. Aan de tafel worden zij genodigd die Jezus volgen. In zijn naam mogen zij zijn werken voortzetten:
En al wie Jezus’ naam belijdt
zal wonderen verrichten (Matt 10:8)
en als een lamp verlichten
de lange gang van onze tijd
Deze tijd vraagt om mensen die in Jezus’ naam van stad tot stad gaan en zo handen en voeten geven aan wat Hij heeft welgedaan. (Marcus 7:37 Daarbij kijk ik naar al die
werkers in de zorg in deze dagen. Voor hen is dit speciaal een troostlied in coronatijd.
De melodie loopt heel mooi door de toonladder van e-aeolisch met steeds dalende en klimmende paarsgewijze secunden en met tertssprongen in het refrein dat in G groot staat. Je kunt het lied heel goed in tempo zingen, gaande door een ruimte, daarmee verbeeldend wat de eerste regel zingt:
Hij ging van stad tot stad.
Kampen,
3 april 2020
Henk Schaafsma