Lof zij God in de hoogste troon
Liedboek 619
1. Lof zij God in de hoogste troon,
lof zij zijn eengeboren Zoon,
die voor ons droeg der zonde loon.
Halleluja, halleluja, halleluja!
2. Des morgens op de derde dag,
toen voor het graf de steen nog lag,
verrees de heer op Gods gezag.
Halleluja, halleluja, halleluja!
3. De engel sprak: Houd moed, vrees niet,
ik ken de bron van uw verdriet:
gij zoekt uw Heer, – Hij is hier niet.
Halleluja, halleluja, halleluja!
4. Hij is verrezen en Hij leeft,
De dood heeft voor het eerst gebeefd.
Kom, zie waar Hij gelegen heeft.
Halleluja, halleluja, halleluja!
5. Nu bidden wij U, Zoon van God,
omdat Gij opstond uit de dood,
geef ons nu uw genade groot,
– halleluja, halleluja, halleluja! –
6. opdat wij, vrolijk en bevrijd,
lof zingen in der eeuwigheid
uw lieve naam gebenedijd.
Halleluja, halleluja, halleluja!
tekst Michael Weisse – ‘Gelobt sei Gott im höchsten Thron’
vertaling Ad den Besten
melodie Michael Vulpius
Vrolijk en bevrijd lof zingen met Pasen!
Leonard Cohen zong het. Trijntje Oosterhuis zong het ooit met Kerst (!) in De Wereld Draait Door en bij Handels Messiah zingt iedereen in koor: ‘Halleluja!’ Maar wat zing je eigenlijk? Voor de cynicus Cohen maakt het niet uit: ’It’s not some pilgrim who claims to have seen the Light. No, it’s a cold and it’s a very broken Hallelujah.’ Pasen leert ons de betekenis van Halleluja. Als we elkaar begroeten op de paasmorgen met: ’De Heer is waarlijk opgestaan!’ antwoorden we bevestigend: ‘Halleluja!’ In dit lied van de maand wordt dat prachtig vertolkt. We zingen Halleluja: ’opdat wij vrolijk en bevrijd, lof zingen in der eeuwigheid’.
Het lied is al eeuwenoud, dateert uit 1531, toen Michael Weisse (1488-1534) het voor het eerst publiceerde. Weisse kreeg de complimenten van Maarten Luther, die hem een goed dichter noemde. Aanvankelijk telde het lied maar liefst twintig coupletten. Daarvan kwamen er zes in de Lutherse bundel terecht op een melodie van Michael Vulpius (1609). Deze versie werd opgenomen in het Duits-Lutherse Evangelisches Kirchengesangbuch (1950, gez. 79). De dichter Ad den Besten gebruikte het op zijn beurt voor een Nederlandse vertaling. En zo is het gekomen dat wij dit lied in het Liedboek aantreffen en het ‘vrolijk en bevrijd’ aanheffen op de paasmorgen.
‘Lof zij God in de hoogste troon’ luidt de oproep aan het begin van het lied. De reden voor die lof volgt: ‘die voor ons droeg der zonde loon’. Daarmee hangt het ‘halleluja’ niet in de lucht, het is het kader, de omlijsting voor elk vers van dit lied. In de volgende drie coupletten, 2, 3 en 4, wordt de paasgeschiedenis kort verteld. Dit in navolging van de vier evangeliën waarin de opstanding van Christus uit de dood beschreven wordt. Duidelijk is wel, dat het hier een samenvatting betreft van wat Weisse in 15 coupletten vertelt: de ontmoeting van de engel en de vrouwen bij het graf. In couplet 3 en 4 is dat verband vanwege de samenvatting eerst onduidelijk, maar de goede verstaander zal dit zeker aanvoelen.
Pasen is niet zomaar een feest. De wereld komt op zijn kop te staan: ‘de dood heeft voor het eerst gebeefd’ (4), want ‘de Heer verrees op Gods gezag’ (2). Je kunt er niet omheen: de Heer is waarlijk opgestaan! Dat maakt je niet alleen verrukt en enthousiast, het brengt je ook tot een ootmoedige en nederige houding. Daarom loopt het lied in de coupletten 5 en 6 uit op een gebed tot Christus: ‘Nu bidden wij U, Zoon van God, geef ons nu uw genade groot, opdat wij uw lof zingen in der eeuwigheid’. De laatste regel brengt je op de knieën: ‘uw lieve naam gebenedijd’. Dat woord ‘gebenedijd’ betekent: ‘gezegend en ook geloofd’. Hoewel het hier een bede tot de Zoon van God is om genade, komt bij mij de verbinding op met het gebed tot onze Vader: Uw naam worde geheiligd.
De melodie van het lied maakt je ook ‘vrolijk en bevrijd’. Dat komt door de omvang van een octaaf en ook door de ritmiek. De regels 2 en 3 met het ritme lang-kort-kort-lang geven een opstuwende dynamiek. Interessant is wat Jan Smelik vervolgens opmerkt[1]: ‘Bij het drievoudige ‘halleluja’ valt vooral op dat na de drie openingskwartnoten geen halve noot-kwartnoot volgt, maar een gepuncteerd ritme gebruikt wordt. (…) Vooral in ritmisch opzicht sluit de melodie van Vulpius aan bij de vocale baletto, een Italiaanse dans die vooral eind zestiende en zeventiende eeuw populair was en die in zekere zin model stond voor veel kerkliedmelodieën in de zeventiende eeuw.’
Zou in deze wereld vol crisis en oorlog dit lied op de Paasmorgen niet moeten klinken als een protestlied: Lof zij God in de hoogste troon? Laat ons vrolijk en bevrijd zijn Naam lof zingen in der eeuwigheid!
Henk Schaafsma, Kampen, 31 maart 2023
[1] EREdienst, jrg 50, nummer 1, pagina 19 en www.liedboekcompendium.nl