O, Christus bron van lentebloei.
Liedboek 817
O Christus, bron van lentebloei
doop ons in u om onze groei;
vorm ons tot loten en doorstroom
de takken aan uw levensboom.
De zomergloed van jeugd en kracht
brengt opstand, twijfel, tranennacht –
Toch rijpt de oogst, een overvloed,
door Christus’ regen rijk gevoed.
De najaarskou, de jeugd gevlucht,
de takken dragen rijpe vrucht;
ons warmt nu Christus’ levensstroom
en maakt ons lief en wijs en schoon.
Het is zijn tijd, de winter komt,
we keren weer tot onze grond.
In Christus zijn wij, onze ziel
krijgt vleugels, vindt de bron opnieuw.
O Christus, wijnstok, levensbron
dank, dat Gij u met ons verbond.
Maak ons door woord en waterstroom
weer vruchten van uw levensboom.
Tekst: Susan Palo Cherwien – ‘O blessed spring, where word and sign’
Vertaling: Andries Govaart
Tekst en Melodie: © Augsburg Fortress, Minneapolis; Vertaling: © BV Liedboek
De vier jaargetijden van …?
Wie is de componist van de ‘Vier Jaargetijden’? Veel mensen zullen die quizvraag snel beantwoorden met de naam van de ‘rode priester’ uit de barok: Antonio Vivaldi. De volgende vraag naar één van de meest geliefde pizza’s levert als antwoord: Quattro Stagioni. Voor elk seizoen een andere smaaksensatie! Je kunt het leven ook vergelijken met vier seizoenen. De cyclus wordt dan gebruikt in de betekenis van: opgaan, blinken en verzinken. Maar heb je wel eens gehoord van ‘De vier jaargetijden van Christus’? Daarover gaat dit lied van de maand: ‘O Christus, bron van lentebloei’.
In het lied wordt onze Heer Jezus Christus voorgesteld als de levensboom. Deze vergelijking is gevonden in Johannes 15,5: ‘Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken.’ Aan de levensboom herkennen we vier ranken. Zij stellen de mens voor in de vier seizoenen van het leven. Het sterke van het lied is, dat hierbij niet de suggestie van ‘opgaan, blinken en verzinken’ wordt gewekt. Nee, het leven in Christus is een permanente, zich voortdurend vernieuwende cyclus. Elk seizoen heeft zijn eigen positieve betekenis. Dat komt omdat de levensboom ons voedt met ‘woord en waterstroom’ (couplet 5). Wij zijn met Christus, de wijnstok, de levensbron, verbonden en daardoor dragen we in elke fase van ons leven vruchten.
De waterstroom waarvan gesproken wordt herkennen we in twee coupletten:
- ‘O Christus, bron van lentebloei, doop ons in U om onze groei.’ Ons leven in Christus, de lente, begint bij de doop. Daardoor worden wij loten aan de takken van de levensboom.
- ‘Toch rijpt de oogst, een overvloed, door Christus’ regen rijk gevoed.’ Ons leven vraagt om groei, onderhoud, de regen besproeit de fase van jeugd en kracht. In die tijd krijgen we te maken met opstand, twijfel, tranennacht. Dat vormt ons tot volwassenen.
Het woord, het andere deel van de levensstroom, herkennen we in:
3. Ons warmt nu Christus’ levensstroom en maakt ons lief en wijs en schoon.
4. In Christus zijn wij, onze ziel krijgt vleugels, vindt de bron opnieuw.
Deze permanent vernieuwende cyclus (couplet 5) geeft aan, dat het leven hier niet eindig is, maar zich vernieuwt: In Christus vind ik de bron opnieuw tijdens de winterperiode. Ook als we sterven en terugkeren tot onze grond, waar we uit genomen zijn, krijgt onze ziel vleugels en vindt de bron opnieuw. Los van de dualistische opvatting, waar veel op af te dingen valt, vind ik hier toch de troost, dat ik altijd verbonden blijf met Christus, de levensboom. Hij hing voor mij aan het kruishout. Die vorm kan de levensboom ook aannemen.
Suzan Palo Cherwien schreef dit lied in 1993. Haar echtgenoot, David Cherwien was pastor aan die Lutheran Church of the Good Shepard in Minneapolis, Minnesota. In deze kerk hangt boven de doopvont een bronzen beeld van de Amerikaanse beeldhouwer Paul T. Grandlund (1925-2003), dat de titel ‘Life Tree’ draagt. Hij vatte zijn beeld samen met de zin: “The Christ image is at the center of this family in every season of life.’ Opvallend aan het beeld is, dat het een boom voorstelt met een centrale stam waarop een Christusfiguur is afgebeeld. Doordat Christus gekruisigd staat afgebeeld, is deze stam tegelijk het kruis. Suzan Cherwien raakte geïnspireerd door dit beeld en dichtte daarna het lied.
Luisteren we naar de melodie, dan vallen de melismen op. Dat betekent, dat er op een enkel woord meer noten gezongen worden. We noemen het ook wel een ‘notentros’. Het effect hiervan is, dat er een golvende beweging ontstaat, die doet denken aan stromend water. De melodie groeit toe naar de twee hoogste noten in de laatste regel.
In het Liedboek is het lied opgenomen in de rubriek ‘Levensreis’. Je kunt het dus goed zingen bij belangrijke momenten in een mensenleven. Daarbij denk je natuurlijk aan een doopbediening. Het past ook goed bij een avondmaalsviering. Kortom: aanleiding genoeg om ook dit lied te zingen!
Kampen,
Henk Schaafsma
