Geen taal bij machte U te meten
Liedboek 850
Daar zijn geen woorden voor….
Hoe weet je eigenlijk dat God bestaat? Uren, nachten, heb ik erover gesproken in mijn studententijd. We raakten er niet over uitgepraat. ‘Alles goed en wel, we zijn goed gereformeerd opgevoed, catechisatie, gereformeerde school en een vracht aan doorwrochte preken, maar hoe weet je het nu zeker dat God bestaat?’ Natuurlijk spraken we vooral ‘s nachts, net als Nicodemus die in de nacht naar Jezus ging. Totdat God zelf ons de mond snoerde. Hij stelde een wedervraag: ‘Waar was jij (eigenlijk) toen ik met de Schepping begon? Wie mat de wateren met zijn holle hand? Kun jij eigenlijk wel woorden over Mij spreken?’
Het bijbelboek Job is een fascinerend boek. Het loopt uit op een juridisch debat tussen Job en zijn vrienden over de vraag wie nu de schuldige is in deze misère. Dan valt het stil, alles is gezegd, er zijn geen woorden meer. In die stilte verschijnt God zelf met zijn vraag: Waar was jij, Job? Een vraag die op belangrijke momenten in de Bijbel klinkt: ‘Adam, waar ben je?’ Abram, Mozes hoorden hem. Die vraag wordt in dit lied ook aan ons gesteld: ‘Mens, wie ben je?’
Het lied van de maand juli vat de laatste vijf hoofdstukken (38-42) van het boek Job samen. Het begint en eindigt met een stelling, een uitspraak:
1. Geen taal bij machte U te meten,
geen woord toereikend om het licht
te schatten van uw eeuwig wezen.
5. Geen mens bij machte uit te leggen
wat in uw plan besloten ligt.
Wij hebben het van horen zeggen
en dorsten naar uw onderricht.
Ik leg mijn hand op mijn mond als ik over God wil spreken, het geheim, het mysterie valt niet te verwoorden. God is van een andere orde, daar schieten woorden tekort.
4. Verborgen blijven uw geheimen,
Uw schepping maakt ons sprakeloos.
Daar passen eerbiedige vragen bij, wie, waar en hoe:
Wie zijn wij voor uw aangezicht?
Wie was erbij toen Gij de zeeën,
de chaos tot bedaren riep?
Waar waren wij toen Gij het leven,
het nijlpaard en de pijlstaart schiep?
Hoe zouden wij U kunnen peilen?
Enerzijds zoekt de dichter naar woorden om het onzeglijke in woorden te vatten, anderzijds schiep hij een kunstig lied:
‘Waar waren wij (!) toen Gij het leven,
het nijlpaard en de pijlstaart schiep?’
Terecht merkt Anje de Heer hierbij op: ‘Kunst kan de mens dichterbij het mysterie brengen.’
Dat geldt niet alleen voor deze mooie liedtekst, ook de melodie versterkt die uitspraak. ‘Het verhaal gaat dat Willem Vogel de melodie ‘gehoord’ had in een donkere, zeer akoestische kerkruimte.’[1]
Het kalme karakter, de rustige beweging maken dat het lied bij veel gelegenheden, in en buiten de eredienst, gezongen kan worden:
Bij een overdenking, een bezinnend moment van inkeer.
Bij een juichend en klinkend moment om Gods grootheid te bezingen.
Heb ik nu antwoord op mijn vraag naar het bestaan van God? Jazeker: ik bid met eerbied en ontzag:
‘Wij hebben het van horen zeggen
en dorsten naar uw onderricht.’
Kampen, juli 2022
Henk Schaafsma
[1] Anje de Heer, EREdienst jaargang 49, nummer 2, pagina 15.