Liedboek 195
Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest
Ingrid indachtig
De zondagse Bijbellezing wordt in mijn thuiskerk verzorgd door gemeenteleden. Iedere lezer ontwikkelt daarbij zo zijn eigen stijl. Zo had onze – inmiddels overleden – zuster Ingrid de gewoonte om haar lezing af te sluiten met de woorden: ‘Dit is het woord van God.’ Ze keek daarbij vol eerbied de kerkzaal in en nam een adempauze na het woordje ‘dit’. Ingrid had dit gebruik meegenomen uit Engeland. Ze had haar hart verpand aan Engelse koorzang. Songs of Praise sloeg ze nooit over en het liefst ging ze zomers naar Cambridge om daar naar hartelust mee te zingen. Daar ook ontdekte ze ‘het klein Gloria’ dat tijdens de vespers en de evensong klinkt na het lezen of zingen van een psalm. De eerbied en toewijding waarmee Ingrid dit zong, kwamen bij mij boven toen ik mij verdiepte in dit lied van de maand juni:
Ere zij de Vader en de Zoon
en de heilige Geest,
als in den beginne, nu en immer
en van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
De ondertitel “Gloria Patri, ter afsluiting van een gelezen psalm” wijst vooral op een lofprijzing na een Schriftlezing. Als we dit lied in de eredienst zingen of reciteren, brengt het mij vooral een gevoel van eerbied en inkeer te binnen. Hier gaat het om, hiervoor kwamen we naar de kerk.
Het gebruik om handelingen in de eredienst hiermee af te sluiten verbindt ons met de vroeg-christelijke kerk. Al vanaf het begin van onze jaartelling was het gebruik om lezingen, gebeden en lofzangen af te sluiten met een doxologie. Daarmee erken je de heerlijkheid van God en belijd je jouw eigen nederigheid, onheiligheid en onmacht. Door de geschiedenis van de kerk heen is het gebruik van het klein Gloria meer en minder sterk geweest. De Nederlandse liturgische beweging brengt aan het begin van de twintigste eeuw het klein Gloria weer onder de aandacht als afsluiting van het Introïtus, het begin van de eredienst. Het kan op drie manieren gebruikt worden:
- met een gesproken tekst
- met een aanvangslied
- met koorzang
Alle drie mogelijkheden worden afgesloten met het gloria patri door de gemeente.
Over de inhoud van het gloria patri zelf schrijft Jan Smelik[1]:
‘Dat het gloria patri in de geschiedenis hoofdzakelijk gebruikt is als afsluiting van een psalm, zal ingegeven zijn door het gegeven, dat de vijf psalmboeken (Psalm 41:14, 72:19, 99:53, 106:48 en 150:6) steeds afsluiten met een lofverheffing. De trinitarische indeling ‘Vader-Zoon-Geest sluit aan bij het doopbevel van Christus (Matteüs 28:19).
Het vervolg van de tekst is gebaseerd op de driedeling ‘verleden-heden-toekomst’:
Als in den beginne
Nu en meer
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.’
In ons kerkverband zijn we niet zo vertrouwd met het gebruik van het gloria patri. Als ik het meemaak in een eredienst is het vaak een teken van de liturgische antenne van de voorganger. Dan spits ik mijn oren voor het vervolg. Het gebruik verrijkt de dienst en kan ook goed gebruikt worden in getijdendiensten, zoals een vesperviering. In aansluiting op gezongen teksten komt het niet tot zijn recht. De organist of andere musici moeten dan allerlei toeren uithalen om ongelijke toonsoorten aan elkaar te knopen.
Het komt vooral goed tot zijn recht als het door de gemeente gezongen wordt met de melodie van Liedboek 195 nadat gesproken woorden klonken. Het brengt een moment van verstilling en eerbied teweeg. Dat is niet verkeerd in een tijd waarin erediensten vaak bol staan van activiteiten en gebeurtenissen. En het geeft mij de gelegenheid om nog even terug te denken aan onze overleden zuster. Met een knipoog.
Kampen, juni
Henk Schaafsma
[1] Jan Smelik, EREdienst, jaargang 49, nummer 2, pagina 15