Liedboek 351
In U zijn wij begrepen
Een paaslied bij de doop
- In U zijn wij begrepen, In U zijn wij gedoopt.
Uw dood werd ons ten teken, uw leven onze hoop.
Nu weten wij voorgoed: Gij zult ons nooit begeven,
uw lichaam is ons leven, uw offer is ons bloed.
- Wij zijn in U begraven, wij staan met U rechtop.
Wij zijn niet langer slaven, maar kinderen van God.
Een wereld zijn wij oud, maar nieuw als deze morgen,
geboren ongeborgen, verloren tot behoud.
- Die dood van één voor allen werd vruchtbaar in de tijd,
het zaaizaad is gevallen, het loopt op oogsten uit.
De zondvloed is voorbij, ziedaar de nieuwe oever,
een duif koert in het lover, dit is de overzij.
tekst Willem Barnard
melodie Jaap Geraedts – Christus naar wie wij heten
All inclusive
Je kunt een reis naar Turkije boeken met alles inbegrepen: vliegen, verzorging, verblijf, excursies, onbeperkt eten en drinken. Zo kun je onbegrensd en mateloos genieten. Het spreekt veel mensen aan: zonder zorgen op reis en het ontbreekt je aan niets. Is het zo ook niet met Gods genade? Verzekerd van begin tot eind en ook nog daarna tot in eeuwigheid. Dit lied gaat daarover: In U zijn wij begrepen. Van doop tot dood zult Gij ons nooit begeven!
Toch klopt het niet helemaal wat hierboven staat; het is eigenlijk de omgekeerde wereld. Niet van doop tot dood, maar andersom. Ons leven begint niet bij de geboorte. Het is begonnen bij Christus’ dood. Met die bedoeling schreef Willem Barnard dit lied dat hij ‘een paaslied bij de doop’ noemt. En zoals vrijwel alles bij Barnard betekenis heeft, staan we even stil bij die titel. In de vroegchristelijke kerk was het gewoonte dat in de Paasnacht mensen belijdenis van hun geloof aflegden en daarna gedoopt werden. Confirmatie: belijdenis en doop in één: all inclusive. Daarbij moet ook gewezen worden op Paulus’ woorden in Romeinen 6:3-13 dat wij met Christus door de dood zijn begraven en opgestaan tot een nieuw leven.
In prachtige zinnen weet Barnard hier te beschrijven wat de redding in Christus inhoudt. Daarbij geeft hij God de eer en daarna komen wij aan de beurt. Dus niet: Wij zijn in U begrepen, maar: ‘In U zijn wij begrepen.’ Het eerste vers gaat over Christus’ werk: uw dood, uw leven, uw lichaam, uw offer. Dit leidt tot één slotsom: “Nu weten wij voorgoed: Gij zult ons nooit begeven.”
Het tweede vers gaat over het effect van Christus’ offer. Nu zijn wij aan de beurt: Wij zijn in u begraven en weer opgestaan. We zijn geen slaven meer maar mensen van een nieuwe morgen. Het vers eindigt met een prachtige poëtische wijsheid: “wij zijn geboren ongeborgen, verloren tot behoud.” Dat kan alleen Barnard zo compact en zo waardevol zeggen.
Maar het gaat sinds Pasen niet alleen over Christus en ons. Dan denk je veel te beperkt over het offer van Christus. De akker waarin gezaaid wordt is de wereld. Daarover gaat het laatste vers. Sinds Pasen zijn er twee zaken dramatisch veranderd: Christus’ sterven is “de dood van één voor allen!” En een nieuwe tijd is al aangebroken, de zondvloed is voorbij, de nieuwe wereld is begonnen! Kijk zelf maar: ” Ziedaar de nieuwe oever, een duif koert in het lover, dit is de overzij.” Die duif is de heilige geest, want het gaat hier van Pasen via hemelvaart naar Pinksteren en daarmee zijn christelijke feesten gevierd.
Bij Barnard vinden we in zijn liederen veel verwijzingen naar Bijbelteksten, hoe kan het ook anders, hij was zelf theoloog. In het derde vers gaat het over Genesis 8:22: “ Zolang de aarde bestaat, zal er een tijd zijn om te zaaien en om te oogsten.” En het gaat over Johannes 12:24 waar Jezus met het oog op zijn dood het beeld van de graankorrel gebruikt.
Juist het beeld van zaaien, kiemen, groeien en oogsten is zo sterk als het gaat over het kerkelijk jaar en over dood en doop, begraven en weer opstaan, nieuw leven en nieuw begin. Daarom past dit lied goed bij de doop, daar is het voor geschreven. Maar het kan ook goed gezongen worden als belijdenislied en bij de viering van het Heilig Avondmaal.
De melodie is van Jaap Geraedts (1924-2003), een componist van wie tien melodieën in Het Liedboek staan. Hij schreef de melodie voor een ander lied van Barnard: ’Christus naar wie wij heten’ (Liedboek 544). Dat lied schreef Barnard voor een begrafenis en bij het schrijven van dit paaslied bij de doop had hij steeds die melodie in zijn hoofd. Het is een mooie dalende melodie in b-klein die op de hoogste toon begint en steeds per regel verder afdaalt om vervolgens vanaf regel 5 weer op te stijgen.
Ik weet het, dit lied zal het in de liturgie moeten opnemen tegen andere, meer op het eerste gehoor aansprekende, doop- en belijdenisliederen. Vaak zal het daarbij niet door de selectie komen. Maar de liturg die het aandurft om zich dit lied eigen te maken en het met de gemeente te zingen, zal er vele anderen mee verrijken. Zichzelf inbegrepen.
Kampen, april 2021
Henk Schaafsma