NLB 732 Voor de toegewijden
Voor de toegewijden
- Voor de toegewijden,
stillen in den lande,
die van binnen brandden
met een heilig vuur,
danken wij u, Heer!
- Vaders die ons leidden,
moeders die ons droegen,
niet alleen van vroeger
zijn ze, maar van nu,
want ze zijn van U! - Herders die ons weidden,
op de nieuwe aarde
zult Gij ze vergaren,
schoven in uw schuur.
Eenmaal slaat het uur, - dat van alle zijden
mensen samenstromen,
pelgrims welgekomen
roepen: God is hier,
zingen voor de Heer.
tekst: Willem Barnard – melodie: Ignace de Sutter
Er zijn van die mensen,
Je kent ze wel, of eigenlijk ken je ze niet. Want ze vallen niet op. Ze verkopen geen praatjes. Ze gaan hun gang in de gemeente, in de buurt, in de familie. Ze dwingen op een natuurlijke manier respect en waardering af. Ze zijn onbesproken van gedrag. Als je zou voorstellen voor hen een standbeeld op te richten, zou iedereen er vanzelfsprekend en zonder discussie mee instemmen. Behalve zij zelf. Ze zouden het pertinent weigeren. Ken jij zulke mensen? Jouw vader of moeder? Of mensen die als een vader of moeder voor jou waren? Ben jijzelf zo iemand?
Willem Barnard geeft ze een prachtige naam: ’toegewijden’. Hij schrijft een danklied voor hen, hij noemt ze: ‘stillen in den lande die van binnen brand(d)en met een heilig vuur’. Zelf zou ik Barnard onder hen scharen.
Barnard wijst speciaal op drie mensen die een belangrijke positie in ons leven kunnen vervullen:
‘Vaders die ons leidden,
moeders die ons droegen’ (2)
‘Herders die ons weidden’ (3)
Hij bedoelt niet alleen onze biologische ouders. Hij sluit ook voorgangers in die ons ten voorbeeld waren. Hij spreekt over hen in de voltooid verleden tijd. Hij kijkt dus terug. Maar het lijkt erop dat hij zichzelf corrigeert. Aanvullend schrijft hij:
‘Niet alleen van vroeger
zijn ze, maar van nu,
want ze zijn van U!’ (3)
Het toekomstperspectief is dat God die toegewijden, die stillen in den lande, op de nieuwe aarde bijeen zal brengen zoals Hij schoven in zijn schuur verzamelt. (3) Het gezaaide wordt geoogst en bijeengebracht. Barnard gebruikt dat aansprekende beeld van de oogst wel vaker. Bijvoorbeeld in Lied 650: ‘De aarde is vervuld.’ Daar dicht hij aan het eind: ‘de oogst ruist in de wind als psalmen in de nacht.’
In het lied dat we hier bespreken, gaat Barnard nog verder. Het zijn niet alleen de genoemde toegewijden die verzameld worden. Er komt een schare die niemand tellen kan:
Eenmaal slaat het uur, (3)
dat van alle zijden (4)
mensen samenstromen,
pelgrims welgekomen
roepen: God is hier,
zingen voor de Heer.
Het is een vondst van Barnard, dat hij couplet 3 eindigt met de zin: Eenmaal slaat het uur. Het lijkt erop, dat dit nog terugslaat op het voorgaande: de schoven die vergaard worden in de schuur. Tegelijkertijd neemt hij een voorschot op wat volgt: van overal zullen op dat uur pelgrims samenstromen en Gods naam zingend belijden.
Het lied begon met ‘stillen in den lande’ en eindigt met een ‘onafzienbare stoet pelgrims’. Het belangrijkste is, dat dit een danklied is voor de ‘toegewijden’. Voor wat vaders, moeders en herders in ons leven betekend hebben en nog betekenen. Hun werken volgen hen na, zegt de Schrift in Openbaring 14:13.
Willem Barnard schreef het lied in 1981 voor Allerheiligen. De melodie is van Ignace de Sutter, door Barnard ‘de Vlaamse opperzangmeester‘ genoemd. Ze hadden veel contact en konden het goed met elkaar vinden. De melodie heeft een gregoriaans karakter en is toch goed te zingen door de gemeente. Het lied werd ook gezongen bij de uitvaart van Ignace de Sutter in 1988. Ook hij wordt zo tot de ‘toegewijden’ gerekend.
De woorden en de melodie zijn innig van karakter. Zing het lied dus niet uitbundig, maar ingetogen. Je kunt het goed zingen in de maand oktober, nu het herfst wordt en het kerkelijk jaar ten einde loopt. Het past ook heel goed bij een gedachtenismaaltijd of een dankdienst bij een overleden geliefde.
Kampen, oktober 2022
Henk Schaafsma