“Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg,
u moet wat u gehoord hebt ook doen.”
Jakobus I: 22
Je vraagt je wel eens af:
waar komen ze toch vandaan?
De praatjesmakers, de grootsprekers,
de snoevers, de schreeuwlelijkerds.
Wat maakt dat ze het woord krijgen?
Hoe komt het dat ze onbekommerd
kunnen zwetsen, praten, spreken?
Waarom wordt er naar hen geluisterd,
waarom krijgen ze zoveel aandacht?
Komt het omdat de massa
zich zo volkomen veilig waant
in de zwijgende meerderheid?
Jan Spoelstra