“Die in de hemel troont lacht
de Heer spot met hen.”
Psalm 2: 4
De vraag is al zo vaak gesteld:
waar zijn ze gebleven, al die goden?
Waren ze eerder zo oppermachtig.
Wat ze allemaal wel niet voor elkaar konden krijgen.
Ze gaven ons volle graanschuren, blozende kinderen,
mooie vlakke wegen.
Uit diepe dankbaarheid plaatsten we de goden
op de toppen van bergen, zetten ze in gouden kamers,
verborgen ze in holle kathedralen.
Was er droogte? We baden onze knieën kapot.
Dreigde er oorlog? We zongen onze kelen schor.
Totdat we snapten hoe aardappels te verbouwen,
totdat we wisten hoe met scherp te schieten.
Vanaf toen lieten we ze verkommeren, de goden.
Ze leden honger in hun tochtige grotten,
stierven van de dorst in hun krakkemikkige kapellen.
En de Almachtige in zijn kleurrijke hemel?
Hij raakt niet zo snel ergens van ondersteboven,
Hij blijft springlevend voor wie nieuwsgierig genoeg zijn
om in zijn geheim te blijven geloven.
Jan Spoelstra