“Kinderen, we moeten niet liefhebben met de mond, met woorden,
maar waarachtig, met daden.”
1 Joh. 3:18
Wist je van tevoren maar waar de grens ligt.
De scheiding tussen goedbedoelde praatjes
en het daadwerkelijke handen uit je mouwen stropen.
De afbakening tussen je losse mening
en de vaste manier om iemand feitelijk te helpen.
De vraag is of er wel een tegenstelling is
tussen woorden en daden.
Zoals er een tegenstelling kan zijn
tussen lichaam en geest, tussen schepper en schepsel,
tussen goed en kwaad.
Het zal niet de tegenstelling zijn
(deze zijn immers te duiden en te analyseren),
het zal ook niet de conclusie zijn dat het louter en alleen
om daden gaat in dit praktische leven.
Is het dan je voorliefde om woorden te beschouwen
als verheven, als heilig, als onaantastbaar?
Zoals honden kunnen blaffen, leeuwen kunnen brullen,
muizen kunnen piepen, vogels kunnen kwetteren,
zo kun jij als mens praten.
Jan Spoelstra