“Steeds verder reisde Abram,
in de richting van de Negev.”
Genesis 12:9
Wat maakt dat een reiziger verder gaat?
Ondanks de duisternis, de dichte mist, de felle regen?
Waarom zoekt de pelgrim niet een schuilplaats?
Ondanks het feit dat de buitenwereld
zo guur is, zo ruw, zo wreed, zo vreemd?
Wat maakt dat de passant niet zijn soortgenoten opzoekt
om veilig en vertrouwd onder één dak te schuilen?
Om genoegzaam en bekend hetzelfde liedje te zingen,
eenzelfde gedrag te vertonen?
Waarom kiest de bedevaartganger
voor de onbegaanbare wegen, de steile hellingen,
waarom verduurt zij de hitte van de dag,
ondergaat hij de barre kou ‘s nachts?
Hoe het komt dat de reiziger soms zo volkomen
verslagen lijkt, zo verpieterd, zo verbouwereerd.
Om dan toch maar op te krabbelen, op te staan,
om de reis te hervatten.
Met een vertrouwen zo heftig als een vuur,
met een wijsheid zo scherp als een licht.
Jan Spoelstra