“Ik haat hen, zo fel als ik haten kan,
ze zijn mijn vijand geworden.”
Psalm 139 : 21
Ik wil het liever niet van mezelf weten.
Ik geef er de voorkeur aan dat ik mezelf zie
als een vriendelijk persoon, een aardig mens.
Als ik mijn ogen dicht doe ontwaar ik
iemand die met iedereen goed kan opschieten.
Iemand die een geziene gast is op feestjes,
iemand die erg leuk uit de hoek kan komen.
Iemand naar wie aandachtig wordt geluisterd,
iemand aan wie jij jouw verhaal kwijt kan.
Maar onder die gemaakte oppervlakte?
Wat borrelt er, wat gist er, wat bruist er
aan woede, aan teleurstelling, aan weerzin?
Al mijn stille wonden, al mijn littekens,
ik kan ze bedekken door glimlachen, praatjes.
Maar als er zoveel onrecht is, zoveel afkeuring.
Hoelang blijf ik moeiteloos glimlachen,
hoe vaak blijf ik probleemloos babbelen?
Jan Spoelstra