“Laat de onaanzienlijke gelovige trots zijn op zijn hoge waarde,
en de rijke op zijn nederige staat,
want hij zal vergaan als een bloem in het veld.”
Jacobus 1:10, 11
Ondanks dat we het heel goed weten,
ondanks dat we er dagelijks aan herinnerd worden,
Toch leven we alsof we onsterfelijk zijn.
Toch praten we, werken we, slapen we, roddelen we,
plannen we, lanterfanten we, feesten we, onderzoeken we
alsof we voor altijd hier zullen ronddwalen.
Kunnen we niet anders, hebben we geen keuze?
Zit het gewoon in onze genen dat we niet verder kijken
dan onze eigen neus lang is?
Vinden we stiekem toch dat we onmisbaar zijn?
Omdat we zo uniek zijn, zo zeldzaam, zo wonderlijk?
Misschien zijn we inderdaad heel buitengewoon.
Maar groter is de kans dat we nogal gewoon zijn,
nogal doorsnee, onopvallend, eenvoudig, zonder meer.
Gelukkig maar: hoe zou je ooit anders kunnen worden?
Origineler, aardiger, liever, verstandiger, nieuwer?
Jan Spoelstra