Pinksteren is het laatste heilsfeit dat in het kerkelijk jaar gevierd wordt. We gaan weer op naar het kerstfeest. Maar we hebben de tijd om eerst even stil te staan bij de gevolgen van de uitstorting van de Heilige Geest. Zoals op die eerste nieuwtestamentische pinksterdag. Er waren veel toeristen in Jeruzalem. Zij waren in Jeruzalem om het oogstfeest of het wekenfeest te vieren. Samen met Pesach in het voorjaar en het Loofhuttenfeest in het najaar één van de drie voorgeschreven pelgrimsfeesten. Als ze op het geluid van de wind afkomen houdt Petrus zijn eerste pinksterpreek.
En de reactie van de hoorders was: “Wat moeten we doen?” En het antwoord was: “Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden.” Dat werd dus gezegd tegen gelovige mensen, vrome joden!
Maar het effect is groots: “Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer 3000. Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed.”
En we lezen over de eerste pinkstergemeenten, vermoedelijk kleine huisgemeenten, die elke dag trouw en eensgezind naar de tempel gingen, het brood braken (avondmaal vierden?) en gezamenlijke maaltijden hielden in een geest van eenvoud en vol vreugde. Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.
Afgelopen zondag hoorden we vooralsnog de laatste pinksterpreek. Wij waren de hoorders, gelovige mensen, vrome Nederlanders. Wij zijn vrijwel zonder uitzondering gedoopt. Dat hoeft niet meer overgedaan te worden. Kijk dan eens naar die andere kenmerken en vertaal die eens naar vandaag:
- “Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen”, ze hadden er plezier in om meer te weten te komen over wat God met hen en met de wereld voorhad en hoe zijn Zoon daar voor betaald had.
- “Ze vormden met elkaar een gemeenschap”, niemand werd achtergesteld, iedereen telde mee. Verbondenheid!
- Ze “braken het brood en wijdden zich aan het gebed”. Of hier het avondmaal bedoeld is weet ik niet, maar er spreekt zo’n mooie gezamenlijkheid uit. En dat in het dagelijks leven.
- En bij wat we dan verderop lezen over hoe zij trouw en eensgezind naar de tempel gingen, de plaats waar God aanbeden wil worden, de plaats waar Hij tot Pasen heeft willen wonen, zie ik vandaag de kerk, de gemeente, waar Hij wil wonen, door zijn Geest.
De Geest werkt in de gemeente en in de gemeenteleden. De Catechismus belijdt over Hem: Hij is ook aan mij gegeven, om mij door het geloof te laten delen in Christus en al Zijn zegeningen. Ook aan mij, ook aan jou, ook aan ons.
Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof. (Galaten 3:14)
Koos Lange