Met kerst denken we terug aan de geboorte van onze Heiland. En bij een geboorte zien we nieuw leven. In ons menselijk bestaan geldt al sinds de zondeval dat dit nieuwe leven ook weer eindig is. Zelfs mensen die door een goddelijk machtswoord weer uit de dood zijn opgestaan zijn uiteindelijk toch weer gestorven. Allemaal, behalve Eén: Jezus stond op uit de dood en leeft nog steeds. Hij heeft de dood overwonnen en gunt die overwinning aan allen die bij Hem horen.
“Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn. Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen.´ (1 Kor. 15)
Zo heeft de uitdrukking “nieuw leven” een verstrekkende, eeuwige betekenis. Dat nieuwe leven waar we met kerst aan terugdenken is oneindig veel meer dan de geboorte van een kind. Een oneliner vertolkt dat heel kernachtig: “Kerst werd pas echt een feest toen het Pasen was geweest.”
Het teken van het verbond dat kinderen bij de doop ontvangen is het begin en de belofte van Godswege van een eeuwig leven. Dat perspectief mogen we geloven bij de wieg van een pasgeborene en bij het graf van een geliefde. Dat betekent licht in een duistere wereld. Dat licht zien we symbolisch weergegeven in zoveel kerstverlichting. Vaak (te vaak) heel plat met een kerstman en andere kerst-oneigenlijke figuren, maar voor ons een herinnering aan “Ik ben het licht der wereld”.
Daar is uit ’s werelds duistre wolken
Een Licht der lichten opgegaan.
Komt tot zijn schijnsel, alle volken
En gij, mijn ziele, bid het aan!
Het komt de schaduwen beschijnen,
De zwarte schaduw van de dood;
De nacht der zonde zal verdwijnen,
Genade spreidt haar morgenrood
Koos Lange