Een regel uit het laatste couplet van wat wij noemen “de avondzang”. Het is een gebed, ook deze regel. Maar wat betekent het: gelijk worden aan het beeld van Gods Zoon?
Volgende week begint de zgn. 40-dagen- of vastentijd. In die periode willen we denken aan wat Jezus tijdens zijn leven heeft laten zien en wat Hij heeft gedaan.
Hij heeft geleden, dat wil zeggen: “Hij heeft de toorn van God tegen de zonden van alle mensen gedragen, tijdens zijn aardse leven en vooral aan het eind ervan.” (Catechismus vr/antw 37)
Vragen wij met dat gebed “maak ons uw beeld gelijk” dan om het lijden? Dat is niet erg aantrekkelijk en vast en zeker geen wens. En ook: wij kunnen op die manier niet doen wat Jezus heeft gedaan, wij kunnen met ons leven en dus ook niet met ons lijden iets verdienen voor onszelf, laat staan voor anderen. Nee, dat is niet de bedoeling van dat gebed.
Ik probeer het met een tekst uit Filippenzen 2: “Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij, die de gestalte van God had, maakte er geen aanspraak op aan God gelijk te zijn, maar deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar. Hij werd gelijk aan de mensen, en als mens verschenen heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.” En dan gaat het niet om wat Hij heeft gedaan (dat kunnen wij mensjes niet), maar hoe Hij was en waaruit Hij handelde, zijn gezindheid, zijn levenshouding, zijn manier van denken. Dat is het beeld van Christus waar wij om willen bidden. En dan is het goed om in de 40-dagentijd na te gaan wat dat voor Hem betekende. De eerste Adam wilde als God zijn, Jezus wilde mens zijn, mens net als jij en ik.
Als Christus zijn betekent dat wij niet meer uit zijn op eigen succes, of op grotere macht en invloed. Dan laten we onszelf los en gaan letten op wat God wil en wat de Geest in ons wil en kan bewerken. Dan wordt ons leven geen strijd om de hoogste plaats of om het meeste bezit, maar zoeken we wat we met de gaven die God ons schenkt kunnen doen voor Hem en voor de mensen om ons heen.
Dan worden we echte discipelen, leerlingen, volgelingen van Jezus.
De eerste discipelen van Jezus hebben dat ook moeten leren, je ziet ze vragen om een ereplaats, je hoort ze verlangen naar meer macht en je merkt hun twijfel. Wij zullen het ook moeten leren en mogen anderen daarin meenemen.
Die levenshouding, die gezindheid, is tot zegen voor ons als kerkfamilie, en voor de maatschappij waarin wij een plekje hebben. Het is een mooie invulling van het begin van het “onze Vader”, want dan wordt Gods naam geheiligd, dan wordt zijn rijk zichtbaar en dan wordt zijn wil gedaan.
Met alle punten waarin wij van elkaar kunnen verschillen, met alle soorten van karakter en positie gaan we toch proberen Paulus gelukkig te maken, zoals hij dat vraagt: “maak mij dan volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest.” Ach nee, niet Paulus gelukkig maken, dat is hij allang, maar God, zijn zender gelukkig maken.
Koos Lange
O, Zoon, maak ons Uw beeld gelijk
