We leven in de 40-dagen tijd, een tijd waarin we denken aan de weg die Jezus ging om onze schuld in te lossen en de weg naar de Vader voor ons weer toegankelijk te maken.
Afgelopen zondag werd gewezen op Psalm 16. En veel van wat er in die psalm staat zouden woorden van Jezus zelf kunnen zijn. Veel, maar niet alles: Voor Hem geldt niet dat Hij vroeger andere goden diende. Hij is, net als wij, op de proef gesteld, maar, anders dan wij, zonder te zondigen (Hebr. 4).
En dan vers 10: “U levert mij niet over aan het dodenrijk en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien”. Na de uitstorting van de Heilige Geest past Petrus deze woorden van David toe op Jezus (Hand. 2: 25-28). Petrus noemt David hier een profeet en zo heeft hij de opstanding van de Messias voorzien en kon hij deze belijdenis uitspreken.
Wij kijken terug in de geschiedenis en zien: Hij is wel degelijk gekruisigd, gestorven en begraven (art. 4 van de NGB). Maar daar stopte het niet: wij weten dat Hij is opgestaan (Pasen). Hij was niet overgeleverd aan het dodenrijk, en Hij heeft, in het graf, strijd gevoerd tegen de dood en gewonnen.
Ook voor ons geldt dat wij eens zullen sterven en begraven zullen worden. Maar door zijn overwinning mogen wij, net als Hij belijden dat wij niet overgeleverd zijn aan de dood en dat wij zelf het graf niet zullen zien. Degenen die bij het graf staan zien een andere werkelijkheid, daar gaat voor hun ogen een geliefde het graf in, en moeten zij hem of haar daar achterlaten. Wij zien het graf wel, de gestorvene niet, want “zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt” (1 Korintiërs 15:22).
Wij leven het leven tegemoet!
“Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn.” (1 Korintiërs 15:19). Wij leven het leven tegemoet, “U wijst mij de weg naar het leven: overvloedige vreugde in uw nabijheid, voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde”.
Koos Lange