In de woorden van de BGT komt het heel dichtbij, tastbaar:
Gods dienaar heeft pijn gehad, hij heeft voor ons geleden. Hij heeft onze ziektes en onze pijn gedragen. Wij dachten dat God zijn dienaar liet lijden om hem te straffen. Maar God heeft hem gestraft voor ons. Gods dienaar is mishandeld voor onze fouten, hij is gedood voor onze zonden. Want wij luisterden niet meer naar God, we leken wel verdwaalde schapen. En Gods dienaar moest onze schuld dragen. Omdat hij gestraft werd, hebben wij nu vrede. Omdat hij geslagen is, zijn wij genezen.
Valt het op hoe vaak het woordje “ons” of “onze” of “wij” hierin staat?
Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten,
in deze zee verzinken mijn gedachten:
o liefde die, om zondaars te bevrijden,
zo zwaar moest lijden.
In het gebroken brood gedenken we de straf die Jezus droeg, in de wijn beleven we het vergoten bloed: voor mij, voor jou, voor ons en
voor de wereld, die door God niet aan de satan werd overgelaten, maar die Hij wil herstellen, genezen.
Wie zal ons voeden, het brood met ons breken?
Waar wordt de honger voor altijd gestild?
Wie zal ons laven, de dorst van ons nemen?
Waar is geen droogte, geen pijn of verlies?
Wie spreekt de woorden van waarheid en leven?
Waar wordt gevonden de zin van bestaan?
Wie zal ons leven in liefde doen groeien?
Waar zijn de vruchten die nooit meer vergaan?
Wie zal onthullen hoe wij zijn geschonden?
Waar komt er licht in ons donker verdriet?
En het antwoord op al die vragen is: Christus, Hij alleen!
Bron van leven, ons gegeven, vol van liefde en vrede: Christus, Hij alleen!
(Uit “Ik ben” van Sela)
Koos Lange