Er moet wel heel veel, en soms is dat bijna tegenstrijdig, bijvoorbeeld: Driemaal per jaar moeten jullie ter ere van mij feestvieren (Ex. 23:14). Moeten feestvieren? Poeh poeh!
En dan de 10 geboden: je zult dit niet, je moet dat, wat een verplichtingen!
En de lastigste:
Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.
Je moet liefhebben? Dat kan toch niet? Dat is toch iets wat spontaan moet opkomen?
En dan ook nog: Heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen. En tenslotte deze: Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben.
Onmogelijk toch?
Ja, je moet veel. Je moet meer bewegen, je moet gezond eten, je moet rechts rijden in het verkeer, je moet ademhalen, je moet …
Al dat moeten kan vermoeiend zwaar zijn, maar toch: je moet wel!
En dan in de kerk: je moet ’s zondags samenkomen, je moet op zijn minst iets doen binnen de kerk, je moet financieel bijdragen, je moet …
Voelt dat als een last? Of als een kans?
Omdat ik moet liefhebben en jij ook, krijgen we de kans iets voor elkaar te betekenen: ik voor jou, jij voor mij. En we hebben een heel sterk voorbeeld: De Mensenzoon zal veel moeten lijden! Moeten? Ja, omdat jij en ik veel van wat we moesten niet gedaan of fout gedaan hebben. Hij heeft de wet (met al dat moeten) vervuld.
Als ik het zo benader wordt het poeh poeh geen zuchten onder een zware last, maar een zucht van verlichting. Dat moet ook maar eens gezegd worden.
Ik wens ons veel levensvreugde toe met al dat moeten/mogen.
Koos Lange