Weet je nog? Toen je klein was mocht je voor je verjaardag en voor het sinterklaasfeest een verlanglijstje maken. De mooiste en duurste dingen kon je daar noteren. En vervolgens bleef je in spanning welke wens vervuld zou worden. Iets van deze spanning zit ook in ons leven van vandaag. Er is inmiddels een aantal beperkingen opgeheven of verruimd, maar we hopen nog op een samenleving zonder beperkingen. En als kind van God mogen we ook in spanning uitzien naar een toekomst zonder enige wanklank.
Twee zondagen terug gaf Hans Slotman ons de suggestie mee om elke morgen een paar regels uit Psalm 33 te lezen, te bidden: Wij verwachten vol verlangen de HEER, Hij is onze hulp en ons schild. Ja, om Hem is ons hart verblijd, op zijn heilige naam vertrouwen wij.
In Psalm 33 herken ik het eerste artikel van de apostolische geloofsbelijdenis: “Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde”. Hij regeert die geschapen wereld nog steeds, gelukkig ben je als je deze God je Vader mag noemen, want door zijn Zoon is Hij ook jouw en mijn God, ook jouw en mijn Vader.
Dat verlangen is nog niet vervuld, wij zijn in blijde verwachting. Laat die hoop niet onderdrukt worden door wat wij hier en nu beleven en om ons heen zien gebeuren. Ook sombere gedachten over de toekomst van de kerk mag de blijdschap van die verwachting niet overschaduwen. Het is geen mensenwerk, het is Gods werk, het werk van de Almachtige. Het zijn wellicht wat verouderde woorden en klanken, maar gezang 119 uit ons kerkboek verwoordt de hoop, het verlangen en de zekerheid best mooi:
God houdt zijn kerk in leven,
Hoe ook bespot, verdrukt,
Door dwalingen omgeven,
Verscheurd, uiteengerukt.
Al roepen van de tinnen
De wachters nog: Hoelang?
Straks gaat de dag beginnen
En ’t klagen wordt gezang.
In rampspoed, moeit’ en zorgen,
In ’t heetste van de strijd,
Wacht zij de grote morgen,
De vrede voor altijd.
Tot eens haar hunkrend’ ogen
Aanschouwen, blij ontroerd,
Hoe God haar komt verhogen
En tot victorie voert.
Koos Lange