Het zal de meesten van ons niet ontgaan zijn de afgelopen weken, hoe er gejuicht werd. Wat een explosie van vreugde! Spanning die zich ontlaadt bij een goede afloop. Gezongen werd er ook, tenminste als je dat begrip wat ruim opvat. Maar knielen heb ik niet gezien.
Psalm 95 kent die houding wel. Nadat we in vers 1 opgeroepen worden om te zingen en te juichen, worden we vanaf vers 6 opgeroepen om te knielen:
Kom, laten we zingen voor de Heer! Laten we juichen voor hem,
… Laten we knielen voor de Heer, laten we diep voor hem buigen,
want hij heeft ons gemaakt. Hij is onze God, en wij zijn zijn volk.
Hij is onze herder, en wij zijn de schapen die hij leidt.
Zingend juichen of juichend zingen, het is een uiting van wat er binnen in ons gebeurt, hoe aangenaam verrast door wat Hij voor jou wil zijn! Het lijkt wellicht tegenstrijdig, maar daar wordt je ook stil van. Je stopt met je drukke bezigheden, je zorgen, je ambities en je hobby’s en blijft stilstaan bij dat grote wonder: de God die hemel en aarde gemaakt heeft wil dat je Hem Vader noemt!
Psalm 95 vraagt dan om je stramme knieën te buigen, je klein te maken, te worden als een kind.
Als we ooit nog eens de kerkzaal opnieuw in gaan richten, mag er wat mij betreft wel plaats gemaakt worden voor knielbankjes; in de RK-kerk kennen ze het, in de moskeeën kennen ze iets dergelijks, wij moeten het ook maar weer leren. Maar het mag ook gewoon thuis hoor!
Koos Lange