Nog maar een paar weken geleden konden we de deuren van ons kerkgebouw weer zonder belemmeringen opendoen. “Wij mogen ook weer” stond er op de “weer welkom kaart”. Maar al heel snel gingen de besmettingscijfers hard omhoog en ook het aantal Covidpatiënten in het ziekenhuis en op de IC steeg naar zorgwekkende hoogte.
Eerst dus vreugde en opluchting dat we weer vrij waren. Ik pas de woorden uit psalm 122 wat aan om dat te omschrijven:
De mensen zeiden ‘Kom we gaan op reis en trekken naar de plek van onze God.’ Ik vond het prachtig, dat dit zomaar kon. En je moest eens zien: we staan met eigen voeten in de Eudokiakerk. Wij binnen je deuren, … met een prachtig opgeknapte kerkzaal!
En dan nu weer beperkingen; ook hiervoor vond ik een psalm (137), die ik wat aanpas: Aan de rivier de IJssel zaten wij, de handen in het haar, ver weg van ons mooie vernieuwde kerkgebouw. De instrumenten hingen in een boom. Wij huilden. Niemand die nog zin in zingen had.
Dat zijn de feiten van vandaag, zo is het, we moeten het ermee doen. Maar feiten hebben niet het laatste woord! We hebben een belofte van God en die is zekerder dan zeker. We hebben nog steeds de kans naar elkaar om te zien, elkaar vast te houden. Als de zondagse eredienst niet meer DE plek van ontmoeting kan zijn, dan gaan we op zoek naar andere vormen, kleinschaliger wellicht, maar o zo waardevol en nodig. We houden vast aan het Leren, Vieren, Delen en Dienen als basisingrediënten van ons kerkgezinsleven.
En ondertussen bidden we mee met het slot van psalm 122: Ik wens je geluk toe, Eudokiagemeente, jij bent woonplaats van God, een hemel op aarde.
(Koos Lange)